Mijn eigen Tour de France – Auvergne

Mijn eigen Tour de France – Auvergne

De Tour 2017 startte in Düsseldorf. (Zie kader onderaan.) Als vanouds passeren de renners enkele bergen in de Auvergne. Cols die je nota bene prima zelf kunt rijden. Hoe pak je dat aan? Wat zijn de meest krasse cols? En is zoiets te doen als je zo oud bent, dat Ivanhoe je zwart-wit tv-held was?

‘Ik heb ik mij compleet laten refurbishen

Kilometers klimmen met stijgingspercentages boven de 10%. Langzaam maar zeker stuk gaan. Of overvallen worden door de hongerklop, maar er toch in slagen op eigen kracht een col te snuiten. Hoe voelt het als, eenmaal voorbij de top, de aantrekkingskracht van de aarde plots in jouw voordeel werkt? Wat moet je allemaal doen en laten om denkbeeldig in het wiel van een profrenner te rijden?

Op papier kan ik eindeloos doorfilosoferen over de antwoorden. En sinds ik de monumentale prestaties van Dumoulin nauwgezet gevolgd heb, snap ik er net iets meer van. Maar het blijft koersen vanaf de canapé. Ik bedenk me dat ik de echte antwoorden pas krijg als ik op eigen kracht, op mijn eigen fiets, mijn tanden in enkele serieuze bergetappes uit de Ronde van Frankrijk zet.

Nou kon ik al een aardig stukje fietsen: ik doe de boodschappen met de fiets en voor ontspannen ritjes buiten de stad, beschik ik over een knappe toerfiets. Maar voordat ik aan dit stevige wielrenavontuur begin, heb ik mij eerst laten refurbishen. Net zoals een tweedehands telefoon, die grondig is nagekeken en opgefrist en waar nodig van vervangende onderdelen is voorzien. Want jong ben ik (1958) al lang niet meer. De eerste stap was een gezonder eetpatroon. Suikers eruit, groenten erin. De kilootjes bleven blijvend weg en trouw volgde ik mijn yoga- en pilateslessen. Topprioriteit kregen daarna mijn onderrugklachten, want op een racefiets is het ‘diep’ zitten.

Een personal trainer, een wereldberoemde kraker (als in: chiropractor), kilometers sporttape… het hielp allemaal tot aan de voordeur. Pas in Geleen – inderdaad waar net het Tom Dumoulin Bike Park is geopend –  werd mijn rug definitief gefikst. Bij Bikemedical door hun dry needling aanpak. Zij doorboorden met lange naalden mijn rug, om diepliggende, verkrampte spieren aan te prikken, waarna ze zich ontspanden. Het was nagenoeg pijnloos. Ik geloof niet in wonderen, maar het is gedaan met de klachten.

Behalve de fysiek moet voor zo’n avontuur ook het materiaal in orde zijn. Wie de cols wil slechten in de Pyreneeën of de Alpen, kan ter plekke de allernieuwste carbonfietsen huren. In de Auvergne bestaat die luxe nog niet.

Fietsenmaker Edgar Tromm, die al decennialang over mijn fietsenpark waakt, vond het tijd voor een eerste echte carbon racefiets. Een Harley was volgens hem, ondanks mijn zoveelste midlife crisis, niet aan mij besteed. Hij kwam uit op een fiets die mij, door zijn geometrie, minder voorover laat zitten en nek-issues in de kiem smoort. De Roubaix van Specialized, was volgens hem gemáákt voor mij. Ook omdat in het stuur en zadel een gloednieuw dempingsysteem verborgen zit, dat de hardste klappen absorbeert.

Eerlijk is eerlijk, ik moest flink wennen aan al die hightech, die in slechts 8,5 kg materiaal was samengebald. Maar we waren aan elkaar gewaagd, zo bleek al snel tijdens een oefenrondje van 110 km: de Klimclassic tussen Maastricht en Luik, over af en toe rotslecht asfalt.

Ik was klaar voor het echte werk! Een speciale fietskoffer was snel gekocht op Marktplaats. Sneller dan inchecken op Schiphol, want ik moest het gevaarte apart aanmelden en afrekenen. Ka ching. Eenmaal in Clermont-Ferrand, aan de voet van de Puy-de-Dôme, is dat meteen vergeten. Want wat is het kicken om op je eigen fietsje Fausto Coppi achterna te karren, die hier in 1952 als eerste op de top finishte.

De Puy-de-Dôme is de grootste vulkaan van de Auvergne. Ook alle andere klimklassiekers in deze regio werden gevormd doordat het magma uit het binnenste van de aarde het landschap volledig op de schop nam. Dus ook de Col de la Croix-Morand (1401 m.) die bijna 11 kilometer lang is en waarvan het steilste stuk net niet de 9% aantikt. Vol goede moed begin ik aan deze eerste uitdaging. Dat valt zwaar als je uit het vlakke Nederland komt. Al na de eerste bocht moet ik lossen bij mijn fietsmaatjes, die half zo oud zijn.

Het deert mij nauwelijks. Ik put moed uit de wijze woorden van Jan Janssen. Met hem reed ik de Eroica Limburg, een toertocht op stalen vintage racefietsen. Ik mocht hem zelfs een eindje omhoogduwen. Bij die gelegenheid verzekerde hij mij: “Boven kom je altijd.”

Na een half uur labeuren krijg ik er ook vertrouwen in. In de berm staan borden, die het stijgingspercentage aangeven en hoeveel kilometers er nog te gaan zijn. De top komt onoverkomelijk dichterbij! Dankzij het royale bergverzet, draai ik ‘een koffiemolentje’: kleinste blad voor, grootste blad achter.

Op vijf kilometer voor de top denk ik aan de woorden van een andere Tourwinnaar. Die van Stephen Roche. Hij reed in 1992 over hetzelfde asfalt waarop nu mijn zweetdruppels sissend uiteenspatten. Met hem, Tour-directeur Christian Prudhomme en nog eens 300 fietsliefhebbers fietste ik in maart door Düsseldorf. Om te vieren dat de Tour dit jaar vanuit deze Duitse stad start. Op de brug over de Rijn legde de gelauwerde Ier uit dat je de Ronde van Frankrijk niet in één dag wint, maar wel in één dag kunt verliezen. “Je moet nooit je reserves verspelen. Ik hield mezelf goed in de gaten, waardoor ik na elke etappe snel wist te herstellen. Onderwijl brandde de concurrentie langzaam op.”

Volhouden dus, en vooral blijven drinken. Oók als ik geen dorst heb. Want als de waterhuishouding hapert, ben ik definitief verloren. Snelle koolhydraten innemen is ook belangrijk. Aan gelletjes – van die zilverkleurige zakjes bomvol complexe suikers – waag ik me niet. Dat kost mij voor eeuwig m’n liefde voor eten en mijn maag- en darmsysteem. Liever kies ik voor mijn eigen epo: gedroogde pruimen met chocolade.

En dan ineens is er géén nieuwe bocht meer, die verder richting hemel kruipt. Daar is de pas, het punt waar ik de berg glorieus ga passeren. Op de top tref ik mijn fietsvrienden. Tijd voor selfies. Eindelijk kan ik zonder gehijg het landschap in mij opnemen.

We beginnen aan de afzink. We knallen naar beneden. De rug zo plat mogelijk, de handen in de beugels en het hol open. Een kleine 70 km/u rijden, met slechts een helm, een flinterdun wielershirt en dito fietsbroek als bescherming, is best heftig. Zeker als ik me realiseer dat een enkel steentje mij zomaar in een ongewisse baan om de aarde kan schieten.

De concentratie is maximaal. Het denken zakt terug tot het niveau van een platvis. Alleen de basisfuncties doen het nog. De grootste uitdaging is vooruit blijven kijken. Want als ik mijn blik tot enkele meters voor het voorwiel laat afzakken dan haal ik de eerstvolgende bocht niet en schrijf ik onbedoeld wielergeschiedenis. Dat de Auvergne een van de meest autoluwe gebieden is, geeft wat rust.

Extra veel zin heb ik in de volgende col: de Col de la Croix Saint-Robert (1451 m.). Als ik mijn maten omhoog zie ‘dansen’ op de pedalen, probeer ik ook te gaan staan. Het voelt alsof ik door mijn kuiten zak. Navraag leert dat renners heel verschillend klimmen. Contador danst graag omhoog, terwijl Dumoulin meer een zitter is. Pantani ging ooit op het grote blad, in de beugels de berg op. Staand. Er wordt gefluisterd dat hij dat niet alleen op een bordje pasta deed.

Met mij gaat het zo goed, dat ik zelfs energie overhoud voor een derde col. Ook ik ga voor La Banne d’Ordanche (1318 m.), alsof het een extra rondje rond de kerk is. La Banne klimt heerlijk. Als we de dag afsluiten in het kuuroorddorp Mont-Dore, staan er 77 fietskilometers op de teller en ruim 2000 hoogtemeters.

De volgende dag kiezen ik en mijn maten voor de Peyrol-pas (1588 m.). We vliegen ‘m aan vanuit Salers. Een middeleeuws dorp, waar ook niet-fietsliefhebbers graag voor omreizen. De huizen zijn gemaakt uit vulkanisch gesteente en kijken neer op een dal waarover wat boerderijen, kerkjes, en een enkele schuur zijn uitgestrooid. In de verte grazen zogenoemde Salers-koeien. Onzichtbaar. Zij verraden evenwel hun aanwezigheid door de reusachtige koebel die ze meezeulen. Heel toepasselijk: de roodbruine koeien zorgen tot in de keuken voor herrie. Top-chefs beoordelen hun ossenhaas en ribeye als het beste rundvlees.

Na ruim twee uur trappen ben ik boven. Er is geen uitzinnige menigte die me de laatste meters omhoogjuicht, maar wel wachten mijn ploegmakkers en de lange eettafels van Chalet de Puy Mary. Een restaurant waarvan het uitzicht net zo in orde is als de keuken. Want ondanks dat er op deze hoogte geen cunilaire concurrentie is, is de bediening alert en vieren we dankzij hun superchef onze prestatie met een geweldige lunch.

De afdaling slaat alles. De weg is relatief recht waardoor we volle bak durven te gaan. Bijtrappen terwijl we al met een noodgang de berg afdenderen – dat is wel heel speciaal. Na een allerlaatste klim over de Col de Néronne (1232 m.), volgens kenners landschappelijk gezien de mooiste, komen we weer in Salers. Over de volle breedte van de weg staan de namen van renners als Christopher Froome en Greg van Avermaet geschilderd. De laatste werd op ditzelfde asfalt ritwinnaar in 2016. Het voert wat ver om met de witkwast mijn eigen naam ertussen te zetten. Maar ik heb toch maar even mooi mijn eigen Tour gereden.

Düsseldorf Dus

Op 1 juli startte de Ronde van Frankrijk in Düsseldorf. Maanden lang waren de Düsseldorfers door het dolle heen. Vooraf aan ‘Le Grand Départ’, kwam Tour-directeur Christian Prudhomme langs voor een ‘laatste inspectie’. De halve stad fietste bij die gelegenheid achter hem aan.

Behalve voor Tour-renners is Düsseldorf een interessante bestemming voor fietsers. In Düsseldorf staat de auto weliswaar nog altijd bovenaan in de verkeershiërarchie, maar dankzij vrijliggende fietspaden en bewaakte stallingen, wint de fietser langzaam terrein.

De oevers van de Rijn zijn gemáákt voor de fietsrecreant. De gloednieuwe Medienhafen, met hipster bars en het stadsstrand zijn niet te missen. In de Altstadt kan de fiets op slot voor een bezoek aan de Altbier-brouwerijen. Daar is Duitsland op zijn Duits. De lekkerste sushi eet je in de Japanse wijk rondom de Immermanstraße.

Liefhebbers van schone kunsten doen er verstandig aan de banden extra goed op te pompen. Museum K20 en K21 serveren modern werk. In K21 kun je in een reusachtig ‘spinnenweb’ van kabels klimmen.

Alle info: www.duesseldorf-tourismus.de.

Vanuit Nederland rijdt de ICE-trein naar Düsseldorf, maar daarin mag je alleen een klein formaat vouwfiets meenemen. Mits je ‘m inpakt. Alternatief is de regionale trein vanaf Arnhem. Dan reis je minder snel, maar dan mag je wel je eigen fiets meenemen. Het ’Radstation’ achter het ’Hauptbahnhof’ verhuurt uitstekende stadsfietsen en kinderfietsen. Misschien wel de beste van de wereld, want comfortabel en met volop versnellingen.

Fietscafé Schicke Mütze, www.schickemuetze.de, verhuurt prima racefietsen voor wie het achterland wil verkennen.

INFORMATIE Auvergne

auvergne-toerisme.nl, France.fr,

Bikefitting en dry needling: bikemedical.nl

Er naartoe

HOP www.hop.com vliegt 4x per week rechtstreeks van Amsterdam naar Clermont-Ferrand. Het hele jaar door. Retourtickets rond € 120,=  Fietskoffer mee: € 110,=  retour.

ETEN, DRINKEN, SLAPEN Auvergne

Puy-de-dome. Fietsvriendelijk: www.sancy-resort.com  en  www.buronducol.fr

Cantal. Heerlijk hotel: www.hotel-salers.fr. Franser dan Frans: www.altaterra-cantal.com, onderaan de Puy du Mary: www.gite-laboudio.fr

Restaurant: letterlijk en figuurlijk hoogtepunt: lepuymary.com op 1589 m.

 

SCHIJFREMMEN

Op de Roubaix Elite zijn de ouderwetse remblokken vervangen door schijfremmen. Groot voordeel: ze reageren veel directer en zijn dus betrouwbaarder. Zeker in de regen maken schijfremmen het verschil. Toch is dit een ‘noviteit’ die nog altijd verboden is in de Tour. Ze zouden snijwonden kunnen veroorzaken bij valpartijen. Ook Tom Dumoulin zit in het kamp van de tegenstanders. “Ze zijn onveilig.” Er zijn inmiddels kapjes op de markt die dit bezwaar tackelen. De doorsnee wielrenner ziet minder bezwaren: op 20% van alle verkochte racefietsen zitten schijfremmen.

FRANSE ALPEN

Klassieke kuitenbijters: Les Lacets de Montvernier (781 m.) met 18 haarspeldbochten. Col du Glandon (1924 m.), Col de la Croix de Fer (2067 m.) en Cold u Galibier (2645 m.) INFORMATIE

www.savoie-mont-blanc.com, www.valfrejus.nl. Racefietsenverhuur: www.rentmybike.fr. www.hoteldunord.netwww.campingdesgrandcols.com, Chalets Karin Janssen (de dochter van!) www.valfrejus.nl.

FRANSE PYRENEEEN

Paradijs voor koene klimmers. De Cauterets (900m.), de Pont d’Espagne (1460 m.), Hautacam (1617 m.), de Tourmalet (2115 m.) Col du Val-Louron-Azet (1580m.) en de Col de Peyresourde (1569 m.) INFORMATIE www.toerisme-midi-pyrenees.nl en www.tourisme-hautes-pyrenees.com. Fietshuur o.a.  pyreneesrental.bike

 

Beeld: Sander Fennema